Nieuwe publicatie geeft meer inzicht samenwerking handhavers en hulpverleners bij aanpak woonoverlast
13-01-2022
Er blijkt een overlap te bestaan tussen de taken en rollen die handhavers en hulpverleners voor zichzelf zien weggelegd bij de inzet van de Wet aanpak woonoverlast. Zo verbinden beide groepen professionals partijen die betrokken zijn bij de aanpak en zijn ze een aanspreekpunt voor andere partijen. Dat is een van de uitkomsten van het tweede overlastlab die het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV) organiseerde.
Overlastlab
In dit overlastlab bespraken betrokken professionals van gemeenten, een Zorg- en Veiligheidshuis, verschillende GGD’en en GGZ-instellingen verder over de stereotyperingen die onderling bestaan, als ook de behoeften die zij hebben voor een betere samenwerking. Als laatste benoemden ze hiervoor de succesfactoren en valkuilen. Het CCV liet de opbrengsten van dit overlastlab in beeld brengen.
Gedragsaanwijzing door gemeenten
Sinds 2017 wordt de gedragsaanwijzing door gemeenten ingezet en alle ervaringen tot nu toe leveren veel tips en valkuilen op die het CCV graag met je deelt. De inzichten uit het tweede overlastlab kwam tot stand in samenwerking met deze gemeenten en organisaties: Assen, Almere, Den Haag, Dordrecht, Eindhoven, Emmen, Kerkrade, Nissewaard, Rotterdam, Schiedam, het Zorg en Veiligheidshuis Twente, bureau Woontalent, GGZ Drenthe, GGD Flevoland, Parnassia-politie-programma, GGZ Zuid-Holland-Zuid, GGD Brabant-Zuidoost, GGZ praktijk Breukel, GGZ Rotterdam, GGD Hollands Midden en de wijk-GGD’ers uit Vught.
Voorbeelden
Er zijn ondertussen veel voorbeelden van waarschuwingen, vrijwillige gedragsaanwijzingen en opgelegde gedragsaanwijzingen, waaronder ook tijdelijk huisverboden. Maak daar vooral gebruik van en laat je inspireren door je collega’s in het land. Kijk voor meer informatie in de rubriek Gedragsaanwijziging op deze website of neem je contact op met CCV-adviseur Katja Steverink.
Deze inzichten in de samenwerking tussen handhavers en hulpverleners kwam tot stand in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en werd opgesteld in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen (RUG).