Hulpverlening
Bij veel overlastgevallen spelen psychische problemen een rol. Overlastgevers of overlastgevende gezinnen zijn dan niet altijd redelijkerwijs aanspreekbaar op hun gedrag. De overlast moet echter wel gestopt worden, zeker als die ernstig is.
Gemeente, politie, OM, corporatie en zorg moeten nauw samenwerken om voor deze mensen de passende zorg te regelen en de overlast te beëindigen.
Bemoeizorg
Kwetsbare overlastveroorzakers zoeken of aanvaarden vaak geen hulp, omdat zij vinden dat ze geen hulp nodig hebben. Hulpverleners komen hiermee voor een dilemma te staan. Het weigeren van zorg of hulp is vaak geen weloverwogen keuze, maar komt voort uit bijvoorbeeld onmacht, onvermogen of angst.
Risico
Bij mensen die zorg mijden, worstelen met complexe problemen en die het risico lopen maatschappelijk te gronde te gaan, is het geen optie om te wachten tot ze zelf om hulp vragen. Ze krijgen hulp, of ze daar nu om vragen of niet, zo is de gedachte achter bemoeizorg.
Dat kan in de praktijk betekenen dat iemand meerdere keren langs moet gaan, of verschillende middelen moet inzetten, voordat degene hulp accepteert. De ervaring is dat uiteindelijk negen van de tien aanvankelijke zorgmijders alsnog hulp aanvaardt.
Partners
Een bemoeizorgteam bestaat uit vertegenwoordigers van een aantal instanties, die structureel samenwerken om zorgmijders te benaderen, oplossingen voor hen te vinden en hen uiteindelijk toe te leiden naar de reguliere hulpverlening. Bemoeizorgteams gaan net zo vaak bij iemand langs als nodig.
De belangrijkste partners in een bemoeizorgteam zijn de eerstelijns-gezondheidzorg, de verslavingszorg, het maatschappelijk werk, de gemeente (bijvoorbeeld de meldpunten overlast of afdelingen milieu of Bouw- en Woningtoezicht) en tot slot politie en justitie. In bepaalde gevallen kunnen ook specialistische partners deelnemen aan het team, zoals jeugdzorg of thuiszorg.
Informatie-uitwisseling
De gedachte achter ‘bemoeizorg’ is dat hulpverleners en hun partners zorg aanbieden aan (kwetsbare) mensen, die niet uit zichzelf hulp zoeken of toestaan. Om de juiste bemoeizorg te kunnen leveren, moeten partners uit verschillende disciplines samen werken, maar juist van deze groep cliënten is het vaak lastig toestemming te krijgen voor het delen van informatie.
Uit dit dilemma zijn in de praktijk een aantal convenanten voortgekomen, waarin verschillende partijen afspraken vastleggen over het uitwisselen van gegevens over cliënten. Die convenanten stellen de wet en de rechten van de betrokkenen voorop, maar bieden wel een grondslag voor onderlinge, zorgvuldige informatie-uitwisseling.
Meer informatie
- Handreiking Gegevensuitwisseling in de bemoeizorg
GGD-Nederland, GGZ-Nederland en KNMG maakten deze handreiking over het uitwisselen van gegevens ten behoeve van proactieve, bemoeiende zorg. Ook met voorbeelddocumenten.
Huisbezoek
Overheden of instanties die actief hulp bieden aan mensen moeten vanzelfsprekend grondrechten in acht nemen. Zo waarborgen artikelen 10 en 12 Grondwet het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het huisrecht.
Deze artikelen hebben onder andere consequenties wanneer een ‘bemoeizorger’ van de overheid iemands woning wil binnentreden.
Toestemming
Iedereen die een woning wil binnentreden moet toestemming hebben van de bewoner. De bewoner moet volledige en juiste informatie krijgen over de reden van dat bezoek, die informatie begrepen hebben én op basis daarvan vrijwillig toestemming hebben gegeven.
In gevallen waarbij ernstige schade of gevaar dreigen voor betrokkenen of een ander, of gewetensnood dreigt, kunnen bepaalde functionarissen gemachtigd zijn zonder toestemming van de bewoner een woning te betreden.
Woningwet
De Woningwet is belangrijk bij de aanpak van vervuilde en verpauperde woningen. Het toezicht op naleving van de Woningwet is vaak de grondslag van het binnen- en optreden ‘achter de voordeur’.
- Checklist Veilig op huisbezoek
Onderdeel van de Arbocatalogus Agressie en Geweld 2.0, sector Gemeenten
Praktijkvoorbeeld: Zoetermeer
In de gemeente Zoetermeer nam Bouw- en woningtoezicht een kijkje achter de voordeur en ontdekte een ernstige vervuilde en brandgevaarlijke woning. Vervolgens heeft het college van B&W de woning laten schoonmaken. De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat deze acties rechtmatig zijn.
Woonbegeleiding
Er vindt de laatste jaren een proces van extramuralisering plaats. Dat wil zeggen dat meer mensen die voorheen in een instelling zouden verblijven, nu ambulant, oftewel buiten de instelling behandeld worden, onder andere om participatie te stimuleren.
Woonvormen voor bijzondere doelgroepen
De juiste (intensieve) begeleiding biedt psychisch kwetsbare mensen mogelijkheden de regie over hun eigen leven te voeren en te participeren in de maatschappij.
Gemeenten en GGZ-instellingen kunnen zorgen voor woonvormen voor bijzondere doelgroepen, zoals begeleid en beschut wonen in kleine wooneenheden of individueel. De gemeenten kunnen hierover afspraken maken met woningcorporaties.
Wet tijdelijk huisverbod
De Wet tijdelijk huisverbod (Wth) is in te zetten bij gevallen van huiselijk geweld. De wet is dus niet bedoeld om woonoverlast tegen te gaan, maar kan toch helpen overlast te stoppen die het gevolg is van huiselijk geweld.
Burgemeester legt op
De burgemeester (of bij mandaat de hulpofficier van justitie) kan een tijdelijk huisverbod opleggen. Iemand die een huisverbod krijgt opgelegd moet de woning onmiddellijk verlaten en mag vervolgens een bepaalde periode zijn huis niet betreden en geen contact opnemen met huisgenoten.
Hulp- en adviesinstanties
De burgemeester moet meteen de relevante hulp- en adviesinstanties op de hoogte stellen van het huisverbod. Deze instanties moeten binnen 24 contact opnemen met zowel de uithuisgeplaatste als de thuisblijvers en stappen zetten om de problematiek waar het geweld uit voortkomt op te lossen.
Het huisverbod mag tien dagen duren en kan verlengd worden tot een totale duur van maximaal vier weken.
Criteria:
- Betrokkene is meerderjarig;
- Betrokkene levert ernstig en onmiddellijk gevaar op voor zijn of haar huisgenoten of er bestaat een ernstig vermoeden dat dit gevaar aanwezig is.
Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld
Met een Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld (RiHG) bepaalt de burgemeester of hulpofficier van justitie of er een huisverbod moet worden opgelegd. Het RiHG taxeert aan de hand van risico-indicatoren de dader, het incident en de context waarbinnen het geweld zich afspeelt of dreigt af te spelen.
Indicatoren zijn bijvoorbeeld eerdere, door de politie geregistreerde incidenten, alcohol- of drugsgebruik, het gebruik van psychisch of lichamelijk geweld, spanningen in het gezin door werkproblemen of sociaal isolement. Het invullen van een RiHG is een hulpmiddel bij het bepalen van het risico, maar is niet vereist voor de Wth.
Meer informatie
Kijk voor meer informatie op www.huisverbod.nl
ISD-maatregel
Mensen die keer op keer strafbare feiten plegen, zogenoemde stelselmatige daders, vormen een bron van overlast voor de samenleving en soms ook van woonoverlast. Het blijkt dat veel stelselmatige daders kampen met drugs- en alcoholverslaving, psychische problemen of een verstandelijke beperking.
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
De maatregel ‘plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders’ (ISD-maatregel) beoogt de overlast die stelselmatige daders de samenleving bezorgen tegen te gaan. Hoewel de maatregel niet bedoeld is om woonoverlast tegen te gaan, is hij wel te gebruiken om omwonenden te beschermen wanneer buiten de woning, bijvoorbeeld in een portiek of gemeenschappelijke tuin, bepaalde personen stelselmatig over gaan tot mishandeling, bedreiging of vernieling.
Criteria
Omwonenden hebben dan in de buitenruimte last van het gedrag, maar kunnen die overlast ook in de eigen woning ondervinden. De rechter kan de ISD-maatregel opleggen op vordering van het openbaar ministerie, als:
- de betrokkene een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
- de betrokkene een stelselmatige dader is;
- de veiligheid van personen of goederen de maatregel vereist.
Stelselmatige dader
Iemand is een stelselmatige dader als hij of zij in de afgelopen vijf jaar tenminste driemaal onherroepelijk veroordeeld is tot een vrijheidsbenemende, vrijheidsbeperkende of taakstraf. De maatregel wordt alleen opgelegd als er ook daadwerkelijk capaciteit is om hem uit te voeren. Ook mensen met een psychische aandoening kunnen deze maatregel opgelegd krijgen; in dat geval kunnen daders worden geplaatst in een inrichting binnen de geestelijke gezondheidszorg.
Resocialisatietraject of ‘kale detentie’
Als er voldoende aanknopingspunten zijn, wordt met de dader een resocialisatietraject gestart. Zijn die aanknopingspunten er niet, wordt de maatregel uitgevoerd als ‘kale detentie’.
De maatregel staat en valt met de nazorg die na het verblijf in de inrichting wordt aangeboden. Om te voorkomen dat daders na dat verblijf in hun oude gedrag vervallen, hoort de gemeente te zorgen voor huisvesting en begeleiding, bijvoorbeeld bij het vinden van een dagbesteding.
Gedwongen zorg – Wet verplichte GGZ
De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wet verplichte GGZ) is belangrijk in het kader van gedwongen zorg. Deze wet is sinds 2020 van kracht. In spoedsituaties kan de burgemeester een crisismaatregel treffen.
In andere situatie moeten de Officier van Justitie, een rechter en geneesheer-directeur komen tot een machtiging die gedwongen zorg mogelijk maakt. De Wet verplichte GGZ maakt het ook mogelijk dat verplichte zorg ook buiten een instelling opgelegd kan worden. Bijvoorbeeld door iemand buiten een instelling verplichte begeleiding te geven, aan huis of in een polikliniek.
Meer informatie
Op de website www.dwangindezorg.nl meer informatie te vinden over de toepassing van de Wet verplichte GGZ. Zo is er een filmpje beschikbaar en diverse documenten.